Nao de Hòmmis

Tot ver in de jaren ’60 was de Hoogmis op zondagmorgen vaak tot de laatste plaats bezet. Ná de Hoogmis was het in de omliggende cafés niet veel anders. Onder het genot van een glas bier of een borrel werden verhalen verteld, ervaringen uitgewisseld en het dorpsnieuws aan elkaar doorverteld. In ‘Nao de Hòmmis’ gaan we wekelijks opnieuw dat dorpsnieuws aan elkaar doorvertellen. Humoristisch, ernstig, zelf gezien of van horen zeggen.

Nao de Hòmmis van zondag 20 januari

Co: Benieuwd of de vorstperiode die voorspeld is, nu ook werkelijk gaat doorzetten.
Wiel: Het lijkt er wel op, al heeft het als ik de buienradar moet geloven weinig met strenge vorst te maken. ’s Nachts een paar graden onder nul en overdag zo rond het vriespunt.
Niek: Dan blijft het ook dit jaar voor de liefhebbers bij dromen over schaatsen van Meijel naar Nederweert.
Co: De echte liefhebber houdt dat dromen vol tot de lente zich heeft aangekondigd. Dat was bij mij vroeger niet anders. Maar jan, bij gebrek aan ijs dan maar een paar dagen sneeuw. Dan hebben de kleintjes in ieder geval hun sneeuwpret.
Niek: En ik huisarrest. Sinds ik een paar jaar geleden door de gladheid mijn ruggenwervel behoorlijk beschadigd heb, krijgen ze me bij gladheid met geen paard meer naar buiten.
Thei: Maar Niek, dan mis je het mooiste wat er is. Een dikke laag sneeuw en met het paard en de arreslee de binnenwegen opzoeken.
Co: Waar moet Niek dat paard vandaan halen. Hij kan hooguit Gerda eens lief aankijken of die de slee van de kleinkinderen door de straten wil trekken met Niek daarop. Hoe zeiden ze dat vroeger ook alweer: ‘Wie unne prins in de érpelkuul’.
Thei: Als er met Vastelaovend nog sneeuw zou liggen, zou dat een prachtige openingsact voor de voor de optocht.
Niek: Nou ja, jullie durven. Nou ook nog ons Gerda voor de gek houden.
Thei: Kom op Niek. Je kunt toch nog zeker wel tegen een grapje. Anders ben jij vaak degene die het vuurtje aanstookt.

===============================================

Jan: Zo, ik ga deze week weer eens mijn oude ‘stiel’ oppakken. De binnenboel opschilderen, maar eerst goed plamuren, zodat ik daarna mooi, strak schilderwerk krijg.
Wim: Dan moet je mijn buurvrouw erbij vragen. Die kan plamuren als de beste. Als die ’s morgens gaat werken, zit ze onder een flink laagje plamuursel. Mijn vrouw kwam haar laatst tegen toen het nog wat donker was en herkende haar zelfs niet.
Jo: Dan mag ze wel oppassen nu het gaat vriezen. Springt dat plamuursel kapot en heeft ze een gezicht vol barsten. Dat ziet toch echt niet uit!
Henk: Wat kunnen jullie toch overdrijven. Het is toch leuk als vrouwen zich een beetje opdirken. Ik sluit mijn ogen in ieder geval niet voor al dat moois. Zo valt er elk jaargetijde wel wat te genieten: gratis en voor niks!

===============================================

Piet: Na de prinsuitroeping – waar ik met ons An en Cor met Mien naar toe ben geweest, is het nog aardig uit de klauwen gelopen.
Bert: Dat is dan niet de eerst keer, maar vertel op.
Piet: Mien nodigde ons uit om bij hun soep en worstenbroodjes te gaan eten. Daar had ons Mien wel oren naar, hoefde zij niet meer te koken. De soep werd gewarmd en de worstenbroodjes gingen in de oven. De soep smaakte prima en Cor schonk nog een borrel in. Het bleef gezellig. Tot er uit de keuken een rare lucht kwam. Waren al die heerlijke worstenbroodjes zwart geblakerd.
Bert: Dat was dan toch wel een aardige domper op de feestvreugde.
Piet: Dat hebben Cor en ik gebroederlijk opgelost. Samen naar de ‘frietboer’ en daar flink wat spul in het vet laten gooien. Dit deed na thuiskomst de worstenbroodjes snel vergeten. De volgende dag kon Mien er alweer mee lachen.

===============================================

Aan de tapkast

Lins: Piet Schers die vertelde me deze week een mooie. Na dat paginagrote artikel in de ‘Hallo’ belde die ‘Méélse kunstemaeker’ hem op, dat hij enorm geschrokken was van die foto hoe ze Piet geplukt hadden. Hij zou de foto uitknippen en voor het raam hangen; kon hij het ongedierte om zijn huis zeker mee op afstand houden.
Lei: Dat zijn me nogal grappen, moet ik zeggen. Maar goed dat die Piet tegen een stootje kan.
Lins: Maar nou komt het Lins. Piet wilde een paar dagen later bij die ‘kunstemaeker’ gaan kijken of die foto ook wel voor de raam hing. Komt ie op de hoek van Sandersmolen – Jochemstraat in een zwerm ongedierte terecht, niet te geloven. Piet draait zo rap mogelijk zijn fiets en maakt rechtsomkeer richting de van der Steenstraat.
Lei: Dan kun je twee dingen constateren. Die foto van Piet heeft gewerkt, maar dan moet het bij die ‘kunstemaeker’ toch een enorm troep zijn als daar zoveel ongedierte huist.
Kastelein: Ik heb de indruk dat de ‘kunstemaeker’ de laatste tijd erg druk is met andere dingen…

 

loader