‘Nao de Hòmmis’

Tot ver in de jaren ’60 was de Hoogmis op zondagmorgen vaak tot de laatste plaats bezet. Ná de Hoogmis was het in de omliggende cafés niet veel anders. Onder het genot van een glas bier of een borrel werden verhalen verteld, ervaringen uitgewisseld en het dorpsnieuws aan elkaar doorverteld. In ‘Nao de Hòmmis’ gaan we wekelijks opnieuw dat dorpsnieuws aan elkaar doorvertellen. Humoristisch, ernstig, zelf gezien of van horen zeggen.

Nao de Hòmmis van 21 februari

Cor: Is de Carnaval net voorbij en dan wil de commercie ons het geld weer uit de zak kloppen omdat er Valentijnsdag gevierd moet worden.
Jan: Toch niks mis mee om ‘moeders’ een keertje extra te verwennen.
Cor: Klopt, maar niet op commando van handige zakenlui die mij daar bijna toe willen dwingen. Dan hebben ze aan ‘Corke’ een slechte.
Piet: Maar weten jullie wel dat het een vroegere Paus is geweest die deze lui aan het idee heeft geholpen. Die heeft 14 februari uitgeroepen tot Valentijnsdag.
Ger: Dan zal zijn vader wel een bloemenhandeltje hebben gehad. Heeft ie z’n oude baas aan wat extra klandizie willen helpen.
Jan: Ik vind het allemaal zo gek nog niet. Af en toe wat extra aandacht of een cadeautje werkt in een relatie als smeerolie aan een piepende deur. Je doet er zelf ook je voordeel mee.
Cor: Daar heb je die oude tortelduif van ons weer. Het is trouwens Vastentijd en daar past enige soberheid bij. Wij zitten nu toch ook eerst aan een ‘tas koffie’ in plaats van direct aan de borrel.
Jan: Jij moet wat zeggen over soberheid. Jij kwam vorige week zondag met je verhaal over de aanschaf van twee spiksplinternieuwe E-bikes. Dat is wat anders als een bosje tulpen!

Henk: Binnenkort zitten we allemaal aan de insecten in plaats van een mals biefstukske. In Kessel is een bedrijfje op de markt gekomen met bitterballen, gevuld met meelwormen in plaats van vlees. In hetzelfde artikel las ik ook nog over in chocolade gedrenkte krekels en knapperig gefrituurde sprinkhanen.
Wiel: En het wordt ons aangepraat onder het mom dat het allemaal supergezond is.
Piet: Had ons mam vroeger op het boerderijtje van moeten weten. In de zomer als het stikte van de vliegen even de deur van de varkensstal open en de vliegen vlogen als lekkere hapjes in de soep. Elke dag een portie extra proteïne voor die elf koters van haar.
Henk: Het is natuurlijk allemaal wat vreemd, maar het zou zomaar lekker kunnen zijn. In Vlaanderen zijn genoeg restaurants die waterkonijn op het menu hebben staat. Maar achter dat mooie naampje gaan wel muskusratten schuil ! En het schijnt een ware delicatesse te zijn.
Jo: We moeten Rudy Gommans straks maar eens in de gaten houden. Die gaat dit soort zaken in de Zwaan misschien wel op z’n nieuwe menukaart zetten.
Piet: En als dat goed loopt bouwt Erwin van den Beuken zijn slagerij zeker om tot een insecten-delicatesse-zaak.
Wiel: En de Méélse jagersvereniging gaat niet meer achter de hazen aan, maar achter de sprinkhanen. In plaats van het geweer huppelen ze dan met een vangnetje door de velden.
Piet: Laat er ons over ophouden. Ons ‘mooder’ zaliger zou gezegd hebben: Jullie zijn allemaal nog gekker als het paard van Christus en dat was een ezel.

Wim: We zouden in Méél wel eens letterlijk stinkend rijk kunnen worden als we de vroegere ‘pérshimmel’ gaan afgraven. Allerlei materialen kunnen dan hergebruikt gaan worden.
Jan: Daar heb ik ook over gehoord. In het Zuiden zijn ze daar al ergens bijna klaar voor.
Dré: Dan hebben we zelfs twee velden. Want voordat ze in ons dorp de ‘pérshimmel’ hadden, was  er aan de rand van de Peel aan de Astenseweg ook al een vuilnisstort.
Lins: En wat dacht je van al die boeren die een jaar of 50 geleden hun waterputten bij de boerderijen met vuilnis hebben volgestort en afgedekt met gewoon teeltaarde.
Jan: Méél wordt zo één grote goudmijn. Dat zou me wat anders zijn als een paar armoedige peelveldjes in ons centrum.
Dré: Wie weet wat voor schatten nog naar boven worden gehaald. Daar zou die gouden helm van Gebbel wel eens flets bij kunnen afsteken.
Wim: En we gaan dat mooi allemaal zelf financieren door er onze spaarcenten in te stoppen. Laten we de banken gelijk ook een Mééls poepie ruiken. We hebben hun geld waar ze ons het vel mee over de oren trekken mooi niet meer nodig, maar we gaan dit project met onze eigen spaarcenten rondbreien. Dat geld levert bij die banken ‘de ballen op’ en nu kunnen we er zelf goud van maken.
Dré: Jongens, ik ga afrekenen en naar huis om er ons Mien voor warm te maken.
Wim: Loop jij maar niet te hard van stapel anders is het voor goed met dat naar ’t cafe gaan van jou op zondag afgelopen. Dan is het voor eeuwig vasten voor onze Dré.

loader