‘Vanuit de zijbeuk’

De regelmatige lezers van onze weblog weten, dat wij met enige regelmaat een column van Gerard Kessels plaatsen, die eerder in ‘de Limburger’ is verschenen. Uiteraard met zijn toestemming. Ditmaal willen we u attenderen op de zgn. Gerarduslezing, die Gerard deze herfst heeft uitgesproken in de monumentale kloosterbibliotheek van Wittem. Dit verhaal ‘Opdat de draad niet breekt: van misdienaar tot cultuurkatholiek’, is te lezen en te beluisteren op de website van de Limburger. Ga daarvoor naar: www.delimburger.nl/gerarduslezing .

Gerarduslezing

In genoemde lezing volgt Gerard zijn levenspad. Zijn vader is kleermakerszoon en voorbestemd om priester te worden. Vader gaat dan ook studeren op Rolduc, maar haakt af voor het priesterschap. Hij kiest voor ‘de wereld’ en wordt uiteindelijk gemeentesecretaris in zijn woonplaats Nederweert. Als vanzelfsprekend worden Gerard en zijn broers hier misdienaar in het nonnenklooster tegenover het ouderlijk huis.

Gerard: “Hier is pater Donulus de zielenherder van de nonnen. Donulus wilde altijd meer wijn, als ik met de karaf kwam. “Méér, méér stootte hij op gedempte toon uit, als ik begon te schenken. Ik had toen nog de leeftijd, dat ik dat interpreteerde als een diep verlangen van Donulus, nog dichter bij de Heer te mogen zijn…

Na de Lagere School, gaat hij naar het Bisschoppelijk College in Weert, waar hij een vreselijke ervaring opdoet.

Gerard: “Ik ben daar in het eerste jaar door een leerkracht regelmatig mishandeld. Nee, niet misbruikt, maar wel geslagen, uitgescholden, gekleineerd en toegebruld. Ik ben toen zo diep in mijn schulp gekropen, dat ik me later vaak heb afgevraagd, of ik er ooit nog wel goed ben uitgekomen. Vooral de laatste tijd komen deze ervaringen steeds sterker terug. vooral in mijn slaap.”

In de jaren zestig probeert de kerk te vernieuwen. Het Tweede Vaticaans Concilie komt eraan. Het zegt hem niets meer. Net als vele anderen is hij in die periode druk met het engagement met ‘de wereld’. Te hoop lopen tegen zaken als de oorlog in Vietnam en de apartheid in Zuid-Afrika. Na zijn journalistenopleiding gaat hij werken bij de Maas- en Roerbode in Roermond. Hij had de kerk weliswaar verlaten, maar de kerk niet hem. In 1972 komt Gijsen, waarover hij regelmatig moet berichten en vervolgens wordt hij buitenlandcorrespondent van een groep samenwerkende kranten. Eerst met standplaats Bonn, dan Rome. Over de jaren in deze laatste stad verhaalt hij in deze lezing uitvoerig. Hij leert daar de ‘imponeerkerk’, de kerk als machtsinstituut kennen. De kerk die beslist en bepaalt. De kerk van marmer, glitter en geschitter.

Gerard: Wat heeft die wereld van het goud van de purperdragers, die vanaf de kansel de armoede en de eenvoud preken, nog te maken met het geloof, dat die arme timmermanszoon Jezus uit Nazareth ons bracht?”

En of dit nog allemaal niet genoeg is, komen daar de laatste jaren telkens weer nieuwe misbruikschandalen overheen. Schandalen, waarbij zelfs bisschoppen betrokken zijn. Op andere plekken zijn het bisschoppen, die de schandalen toedekken door deze priesters over te plaatsen naar andere parochies, waar ze hun misdadig werk kunnen voortzetten. Het instituut, zegt Kessels, is op sterven na dood. Geen priesters meer, lege kerken en de hele organisatie ten schande gemaakt door de niet aflatende stroom misbruikschandalen.
En waar staat de misdienaar- van -toen, nu? Wat resteert is de cultuurkatholiek Gerard Kessels. Wat dat laatste dan mag zijn? Voor Gerard komt dat er in de kern op neer, dat de mens het goede moet doen en het slechte moet laten.
Ik denk, dat ik in die opvatting héél dicht bij hem sta!

Mat

loader