‘Vanuit de zijbeuk’

‘Vanuit de zijbeuk’ is de vaste column op onze weblog die afwisselend door enkele mensen uit onze parochie wordt ingevuld. Ze geven zo hun eigen kijk op gebeurtenissen in ons eigen dorp of ‘de grote wereld’. De ene keer puntig en uitdagend, dan weer met een grote knipoog.

Géén sombermans

Als kind had ik een bijna automatische nieuwsgierigheid naar ‘morgen’. Ik wilde het liefst nog morgen zo oud zijn als die buurjongen van 16, waar ik zo tegenop keek. Het leven kon niet snel genoeg gaan. En als je dan 16 bent, wil je graag met je vrienden de wereld veranderen. En het zou ons lukken die wereld eerlijker en rechtvaardiger te maken. Oorlogen- als die in Vietnam- waren iets van die oude wereld, die niet deugde. De songs van mannen als Bob Dylan en Boudewijn de Groot sterkten ons in dat geloof. Het eigen dorp begon te knellen; je wilde de wijde wereld in. Met je vrienden op de brommer een weekje naar België. En dan de ervaring, dat het toch ook wel fijn is, na dat weekje weer terug te zijn in die eigen vertrouwde omgeving. Die vertrouwde omgeving vormt de uitvalbasis voor mijn verdere ontwikkeling. Je gaat een beroepsopleiding volgen en dan komt de dag, dat je bij een baas aan de slag gaat. Maar de nieuwsgierigheid naar wat de toekomst brengt, blijft sterk aanwezig. Je wordt verliefd, krijgt verkering, gaat trouwen en je krijgt kinderen. Maar de nieuwsgierigheid naar de ‘dag van morgen’ blijft sterk.
En dan komt ergens het moment, dat die nieuwsgierigheid naar wat morgen brengt, afneemt. Nieuwsgierigheid maakt meer plaats voor zorg. Zorg over waar het met onze wereld heen moet. Neemt de ellende in de wereld – honger, armoe en oorlog – niet eerder toe als af? Er wordt veel gepraat over milieu, maar lijkt het er niet vaak op dat we onze wereld helemaal naar de … aan het helpen zijn?
Ligt nu – in de herfst van mijn leven – niet het gevaar op de loer, dat ik in alles ga berusten? Gelukkig kan ik nog glimlachen bij het idee, dat ik er ooit van uitging samen met mijn vrienden eigenhandig de wereld te kunnen veranderen. Maar zou ik dan geen moed mogen putten uit mijn vertrouwen dat er altijd jongens en meisjes, mannen en vrouwen op de wereld blijven rondlopen, die zich sterk blijven maken voor een betere wereld? Het is de moeite méér dan waard, dat ik dit soort initiatieven met mijn hart en portemonnee blijf steunen. Maakt dat het leven –ondanks lichamelijk ongemak – nog altijd de moeite waard om geleefd te worden? En kan ik op ‘mijn oude dag’ nog altijd wat betekenen voor de mensen in mijn eigen omgeving?
Mij als een ‘sombermans’ terugtrekken in het verleden, in de waan dat vroeger alles zoveel beter was en de toekomst niets meer brengt, levert mezelf, mijn omgeving en de wereld in het geheel niets op. Eigenlijk ligt het leven dan al achter me. Ondanks lichamelijk ongemak valt er op ‘mijn oude dag’ nog best te genieten van dingen die gebeuren, van dingen die ik doe. Ik moet ze wel willen blijven zien.

Huub

loader