‘Vanuit de zijbeuk’

‘Vanuit de zijbeuk’ is de vaste column op onze weblog die afwisselend door enkele mensen uit onze parochie wordt ingevuld. Ze geven zo hun eigen kijk op gebeurtenissen in ons eigen dorp of ‘de grote wereld’. De ene keer puntig en uitdagend, dan weer met een grote knipoog.

Jongen(1) en de jongens(2). Tjonge, jonge(3)…

1 Vroegere postcommandant van de politie in Meijel
2 Mijn broer en ik
3. Conclusie na deze bijzondere gebeurtenis.


‘Jongens moeten weer jongens kunnen zijn. Laat ze weer naar hartenlust stoeien en ravotten. ’Dit was enkele maanden geleden.- kort samengevat – de boodschap van een nieuwe SIRE-campagne. Jongens moeten zich na schooltijd weer buiten uitleven. Geen woord over de meiden overigens. Blijkbaar is voor die laatsten het buiten spelen niet zo nodig. De kinderen van vandaag hebben dat ‘buiten’ ingewisseld voor een overvolle speelkamer, waar vanaf een jaar of zes de aandacht vooral uitgaat naar allerlei elektronische spelletjes.
Wij sliepen vroeger met vier jongens op een kleine kamer en speelgoed was er bij ons nauwelijks te vinden, laat staan elektronisch! Na school speelde ons leven zich buiten af: op straat en in de omringende bossen. Die bossen waren de ‘speelpaleizen’ uit onze jeugd. In bomen klauteren, hutten en zandkastelen bouwen. Dat soort ‘werk’. Overigens waren in die jaren de bossen niet zonder gevaar! Regelmatig werd er nog oorlogstuig gevonden. Thuis werd ons voorgehouden, dat – als we dat soort spul vonden – we direct de politie dienden te waarschuwen. Die stelregel werd door ons op een zomerse woensdagmiddag toch wat anders geïnterpreteerd… Mijn broer en ik stuitten bij het graven van een kuil zowaar op een granaat. Waarom iemand anders waarschuwen, als je het spul toch ook zelf even kunt brengen?! Zo gezegd, zo gedaan! Het ‘ding’ werd onder de snelbinder van de fiets gestopt en daar gingen we… richting politiebureau. Nou ja, politiebureau? Dat was toen het woonhuis van de hoge gezagsdrager, postcommandant Jongen aan de Jan Truijenstraat. Mijn broer, die wat meer praatjes had dan ik belde aan. Het was geen ‘Bromsnor’ die de deur opende, maar iemand in een mooi uniform met hoge laarzen. Wat de jongens te vertellen hadden, was de vraag. “We hebben een granaat gevonden en onze ouders hebben ons ingeprent, dat we dan direct de politie dienen te waarschuwen. We hebben hem voor u meegebracht!” en mijn broer wees richting zijn fiets. Dit laatste was de wachtmeester blijkbaar ontgaan, want hij stak gelijk een heel verhaal af, waar wij beiden geen chocola van konden maken. Om die reden onderbrak mijn broer hem. Hij zei: “Als u onze granaat niet wilt hebben, brengen we hem wel terug naar het Startebos” en hij liep al naar zijn fiets. Op dat moment ontplofte, gelukkig niet de granaat, maar wel zo ongeveer de brave postcommandant!!! Op luide toon gaf hij ons te verstaan, dat we dat ‘ding’ heel voorzichtig achter in zijn tuin moesten leggen en dan als de wiedeweerga weg moesten wezen! Tjonge, jonge; niet Jongen klaarde dit laatste klusje, maar de jongens moesten het voor hun rekening nemen…

Huub

loader