‘Vanuit de zijbeuk’

‘Vanuit de zijbeuk’ is de vaste column op onze weblog die afwisselend door enkele mensen uit onze parochie wordt ingevuld. Ze geven zo hun eigen kijk op gebeurtenissen in ons eigen dorp of ‘de grote wereld’. De ene keer puntig en uitdagend, dan weer met een grote knipoog.

Vooraf
De column van Huub van verleden week handelde over ‘unne contente mens’, gebaseerd op ’t beeld van de ‘contente mens’ dat de markt van het Brabantse Eersel siert. Aan de andere zijde van die Markt staat nog een beeld, dat van de pronte vrouw. Twee beelden die helemaal bij elkaar horen. Logisch dus dat na ‘unne contente mens’ nu een column volgt over ‘un pronte vrouw’.

‘Un pronte vrouw’

‘Unne mens’ kan vaak juist heel content zijn, als hij een pronte vrouw naast zich heeft. Geen wonder dat een aantal jaren, nadat het beeld van de ‘contente mens’ de Eerselse Markt ging sieren, ook de ‘pronte vrouw’ daar haar plaats ging innemen.
Die mens in de Kempen van direct na de oorlog kon zo content zijn, omdat hij een ‘pronte vrouw’ aan zijn zijde wist: arm, maar evengoed zorgzaam, onbaatzuchtig en gemoedelijk. Met de hand op de knip, want er zat maar weinig in.
Dit beeld paste niet alleen bij de Kempen, maar ook in de dorpen rond de Peel. Ook daar kleine boerenbedrijfjes, schrale grond en grote gezinnen. Leeftijdsgenoten zullen dit beeld ongetwijfeld herkennen. Dan zullen ze zich ongetwijfeld ook ‘pronte vrouwen’ voor de geest kunnen halen. Misschien wel hun eigen ‘mooder’, oma of tante.
Ik zie het beeld nog voor me. Elke zondagmorgen vanuit het buitengebied naar de vroegmis. In de winter lopend door de sneeuw, drie kwartier heen, drie kwartier terug. Vaak het enige uitje van de week… Van de vroege morgen tot vaak de late avond: meehelpen op het boerenbedrijfje, het huishouden runnen en de zorg voor de kinderen. ‘s Avonds ging het werk door. In de zomer groenten en fruit inmaken voor de wintervoorraad, ’s winters sokken stoppen en breien. ‘Paardentanden en vrouwenhanden staan nooit stil’, hoorde je vaker. En altijd – net als in de Kempen in die jaren – weer rondkomen met heel weinig geld in de knip. Het ene jaar mislukte een deel van de oogst en het andere jaar leverden de eieren te weinig op of waren de prijzen van de slachtvarkens onder de maat. En toch slaagde ze er altijd in voldoende – weliswaar heel eenvoudig – eten op tafel te brengen. Met in het weekend vaak iets lekkers. Een groot, zelfgebakken brood of een zelfgebakken vlaai. En ze voorzag de opgroeiende kinderen ook nog eens allemaal van ‘zondagsgeld’, waardoor ze ook op dit punt niet achterbleven bij de meeste leeftijdsgenoten. Ik ben die ‘pronte vrouw’, die ik hier voor ogen heb, vaak nog heel dankbaar…
Maar ook nu bestaan ze natuurlijk nog: die ‘pronte vrouwen’. Jonge moeders die zich dag in dag uit vol overgave inzetten voor hun gezin. Oma’s die steeds weer bijspringen bij de opvang van de kleinkinderen. Vrouwen die geheel belangeloos zich op allerlei plekken inzetten binnen onze gemeenschap. Wat mij betreft mag u dit stukje zien als een ode aan de pronte vrouw: die van toen en die van nu!
Mat

loader