‘Vanuit de zijbeuk’ is de vaste column op de zaterdag, die afwisselend door enkele mensen – betrokken bij onze parochie – wordt ingevuld. Ze geven zo hun eigen kijk op persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen in eigen dorp, binnen de kerk of in ‘de grote wereld’. De ene keer ernstig, dan puntig en uitdagend en een volgende keer met een grote knipoog.
’t Dèùrep
Wim Daniëls is een veelzijdig man. Behalve als schrijver doet deze Wim zich gelden als taalkundige, caberatier en spreker. Bekend is hij verder van velerlei optredens in talk-shows op TV en onlangs presenteerde hij in ons eigen dorp het ‘Nééj Mééls Woordeboe:k’.
Bij lezing van zijn laatst verschenen boek ‘Het dorp’, kwamen ook bij mij weer allerlei jeugdherinneringen bovendrijven uit ’t Méél in de jaren vijftig.
Zo kwamen in mijn herinnering voorbij:
[unordered_list style=”bullet”]
- ‘Sussen-Driekske’ die de boeren buitenaf langs ging, om te vragen of hij voor Meijel-kermis een ‘bak bier’ bij hun kon leveren.
- Bij bakker Herraets bezorgden we voor de kermis het in geweckte fruit, nodig voor de heerlijke vlaaien die hij daarmee voor mijn moeder bakte.
- Naar het kruidenierswinkeltje, annex café van ‘de Krèmmer’ aan de Astenseweg gingen we maar wat graag. Trui zwaaide de scepter in ’t ‘winkelke’. Al hoefde je voor moeder op woensdagmiddag alleen maar een kilo suiker te halen, dan nog kreeg je van Trui je handen volgestopt met snoep. Trui wist immers, dat er bij ons thuis veel gretige mondjes wachten…
Broer Graad bestierde ’t café. Bestelde een klant een flesje bier – van tapbier of een koelkast was bij Graad nog geen sprake – dan moest hij de trap af , om het onder in de kelder te halen. Opgeschoten jongelui kregen het wel klaar om – als Graad dan met zijn flesje boven kwam – te roepen : “Oh Graad, doe mij er ook nog maar eentje.” En dan sjokte Graad opnieuw de trap af. En dat herhaalde zich dan enkele malen… - ‘Jan van Krèmmer-Sjang’ – geen familie van Trui en Graad van daarnet – ging bij de boerinnen aan huis opschrijven, wat ze aan kruidenierswaren nodig hadden en bezorgde die – door weer en wind – de volgende dag op zijn bakfiets.
- Moppe-Piet – handel in groenten en fruit – kwam in het koudere jaargetijde met ‘paard en wagen’ op donderdag in het buitengebied langs de deuren met een grote ‘koelbak’ op zijn wagen. Hij probeerde zo voor de vrijdag bij de boeren vis aan de man te brengen.
- Bij ‘Smidse Hennis’ op de Donk moesten wij in de herfst de grote koolschaaf ophalen, die mijn moeder daar voor een halve dag ‘gehuurd’ had, om – samen met vader – een grote hoeveelheid witte kool te schaven. Deze werd in grote potten in de kelder opgeslagen en zorgde – samen met ‘unne harst’ (speklapje) voor goedkope wintermaaltijden.
- In de zomer – onder de Hòmmis – kwam ‘Harrie van de Knot’ met zijn ijskar langs en stonden we voor de boerderij klaar om van Harrie een heerlijk ijsje in ontvangst te nemen. Uiteraard tegen inlevering van ’t dubbeltje, dat moeder ons had toegestopt.
[/unordered_list]
Mat