Zomergasten

Zo af en toe hoor of lees je over zaken of personen, die je raken en ook nog een keer op een of andere manier een verbinding kennen met ons dorp. Je wilt er graag iets over schrijven, maar ze passen  niet in een van de rubrieken, die onze weblog kent. We gaan ze nu in voorkomende gevallen plaatsen onder de aanduiding van het seizoen, waarin we het artikel plaatsen: We starten – tijdens de kermisdagen – met ONZE ZOMERGASTEN, DE BROERS JAN EN LEO LUCASSEN.

Over de wereld van de arbeid zijn – vooral na de industriële revolutie – ‘boekenkasten vol’ geschreven. Erover gelézen heb Ik ook aardig wat in mijn jaren als vakbondsbestuurder en ook nu nog blijft het mijn interesse wekken. Onlangs trok een recensie van historicus Harrie Peer in de Nieuwsbrief van de Vakbondshistorische Vereniging mijn aandacht. Peer ging in deze recensie uitvoerig in op een pas verschenen boek ‘De wereld van de Arbeid’. Het werd gepresenteerd als het ‘alomvattend handboek over de sociaaleconomische (wereld)geschiedenis’. Een paar weken later besteedde ook de Volkskrant in een lang artikel uitgebreid aandacht aan het uitkomen van dit boek. Auteur van het boek bleek niemand minder te zijn dan onze oud-dorpsgenoot Jan Lucassen. Historicus en emeritus hoogleraar Jan Lucassen (1947) is namelijk opgegroeid  in Méél, als de oudste van acht kinderen van Leo Lucassen, onderwijzer aan de jongensschool. Zoon Jan  is vele jaren als hoogleraar verbonden geweest aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Verder was hij vele jaren – in diverse functies – ook verbonden aan het IISG (het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.)
En Jan is niet de enige professor in de familie Lucassen. Ook zijn jongere broer Leo (1959) is historicus en als hoogleraar verbonden aan de Universiteit Leiden. En ook Leo is verbonden aan het IISG, momenteel als directeur van het instituut.
Zowel Jan als Leo zijn daarnaast beiden lid van de (prestigieuze) Koninklijke Academie voor Wetenschappen. Met enig chauvinisme mogen we best zeggen, dat wat de broertjes Jussen zijn in de muziekwereld , ‘onze Jan en Leo’ in de wetenschap zijn. Opvallend is ook dat Jan en Leo niet alleen afzonderlijk, maar ook sámen aardig wat boeken op hun namen hebben staan.
Terug nu naar dat onlangs verschenen handboek van Jan: ‘De wereld aan het werk’. Een ‘levenswerk’ mag je wel zeggen, want hij heeft er meer als twintig jaar aan gewerkt!

Werken is overal ter wereld een onlosmakelijk onderdeel van het leven van de mens, tenminste als er werk is. Werk verschaft inkomen, geeft structuur en zin aan ons leven, levert sociale contacten op en biedt de mens mogelijkheden zich te ontwikkelen. Maar de omgeving waarin de mens die arbeid moet verrichten, was en is vaak geen paradijs. Ook nu nog is op vele plekken ter wereld de beloning  voor arbeid te laag om fatsoenlijk van rond te komen. De arbeidsomstandigheden zijn nog vaak ongezond en onveilig en uitbuiting ligt nog steeds op de loer. Het meest schrijnende voorbeeld uit de geschiedenis is nog steeds de tot slaaf gemaakte mens.
Werk is van alle tijden, zegt Jan. Je zou kunnen zeggen, vanaf het begin dat de mens over onze wereld ronddoolt. Maar hoe zou je werk moeten omschrijven? Harrie Peer de recensent van de VHV reikt ons de volgende definitie aan: Alle activiteiten, die eraan bijdragen, dat de mens in zijn of haar levensonderhoud voorziet en die de samenleving (groep, gezin, stam, de organisatie, de stad of de maatschappij) draaiende houden. Die aanduiding omvat zowel het persoonlijke als het maatschappelijk aspect. Door de hele geschiedenis hebben mensen met elkaar gemeen, dat ze moeten eten en drinken, een dak boven het hoofd moeten hebben en met elkaar moeten samenwerken.
Het boek bevat een zeer gedetailleerde beschrijving van de geschiedenis van de arbeid wereldwijd, maar is ook – zoals de Volkskrant ons in haar artikel laat weten – een ode aan de loonslaaf oftewel de ‘gewone werknemer’. Jan stoort zich steeds meer aan de gedachte, die vooral in de jaren negentig overal ging postvatten: het zijn alleen losers die voor iemand anders werken. De ware  winnaars zijn ondernemers en zzp’ers. Mensen die als werknemer gewoon hun werk doen, worden – zeer tot Jan zijn ongenoegen – weggezet als fantasieloze sufferds!
In het Volkskrant-interview laat Jan de lezer weten dat hij zijn eerste centjes verdiende met asperges steken in ons dorp. Hij zat toen nog op de lagere school. En net als vele anderen in ons dorp plukte ook hij aardbeien en bessen. In zijn studententijd heeft hij nog in een steenfabriek,in de bouw en zelfs in een granietmijn in Australië gewerkt. “Als historicus, die schrijft over ‘werk’ kun je niet genoeg ervaring hebben”, merkt hij in de Volkskrant lachend op.
Ook leuk, dat Jan wenst af te rekenen met het wijd verbreide idee dat ‘hoer’ het oudste beroep van de wereld zou zijn. Het oudste beroep van de wereld is nog altijd, dat van jager/voedselverzamelaar, oftewel het werk van de gewone huisman/huisvrouw. Andere vroege beroepen zijn die van akkerbouwer, veehouder en zeeman. Rond 3000 voor Christus ontstonden rond steden nieuwe beroepsgroepen. Mensen gingen zich specialiseren tot bijv. kapper, wever, bouwer, pottenbakker en geneesheer. Ja, ook schrijvers kenden zelfs al lang voor de geboorte van Christus hun eigen vakopleidingen.
Uiteraard komt ook het ontstaan en werk van de vakbeweging in het boek aan bod, evenzo als sociale wetgeving en de opkomst van de welvaartstaat..
Jan stelt zich ook de elementaire vraag, waarom de ene soort arbeid zo heel anders beloond wordt dan de andere. Hij kan geen enkele fatsoenlijkje reden bedenken, waarom bijv. een arts of hoogleraar zoveel meer moet verdienen dan een verpleegkundige of onderwijzer. Zijn kritiek op het systeem is niet mals. Het is er op ingericht, dat we niet de inspanning, die geleverd wordt belonen, maar opleiding en status. Dat lijken wel verworven rechten. De maatschappij zou veel meer geld moeten uitgeven aan mensen, waaraan we een groot gebrek hebben, zoals op dit moment verpleegkundigen, bagagepersoneel op de luchthavens en de vuilnisophalers. Er zijn in onze wereld afschuwelijke inkomens- en vermogensongelijkheden ontstaan. Ook bij ons laat de ‘marktsamenleving’ de boel volledig uit de hand lopen, vooral de laatste dertig, veertig jaar. Een samenleving moet initiatieven belonen, maar waken voor ‘overbeloning’. In onze huidige samenleving krijgen bovendien steeds meer hardwerkende mensen te maken met bedilzucht. Ze worden hoorndol van de protocollen, waaraan ze zich dienen te houden en lopen verder tegen allerlei managementlagen aan – die vooral in het middenmanagement – bedoeld zijn om verantwoordelijkheden af te schuiven! Veel mensen verkiezen liever iets vaags achter een bureau dat ze zwaar fysiek werk moeten verrichten. Dit laatste wordt niet alleen slechter beloond, maar levert ook nog eens weinig of geen aanzien en geen prestige op.
Jan denkt – en dat is op dit moment ook een actuele politieke discussie – dat in onze samenleving vermogen veel zwaarder belast zou moeten worden, zodat er ruimte komt om arbeid beter te belonen. Dat moet dan zeker gelden voor de laagste banen, waar in de samenleving veel behoefte aan is. Heel interessant vind ik ook zijn opvatting, dat in de tweede helft van de vorige eeuw het werk en de daarbij behorende arbeidsvoorwaarden veel beter waren georganiseerd dan nu. We ‘kachelen’ achteruit, in plaats van vooruitgang te boeken. Er was in die jaren best veel kritiek op het ‘poldermodel’, dat gehanteerd werd, maar het leverde wel resultaat op.
Aan het slot mijmert onze oud-dorpsgenoot over mogelijk nieuwe kansen om zelfs op mondiale schaal te beslissen, hoe het werkende leven van de mens eruit zou moeten zien. “Daarbij zullen we uit ons lange verleden drie beginselen niet uit het oog mogen verliezen” zegt hij “zingeving, samenwerking en rechtvaardigheid”. Daaraan wil ik persoonlijk nog graag een paar woorden toevoegen uit het Visieprogramma van het NKV dat in  de zeventiger jaren – ‘de polderjaren’ – verscheen en dat voor mij nog steeds niets aan actualiteit heeft ingeboet. Woorden, die ook nu nog steeds meer dan de moeite waard zijn om aan te blijven werken!.


Het gaat ons om de mens:
zijn menswaardig leven,
zijn werk, zijn wereld, zijn toekomst.
Dit lijken ons waarden,
die met zorg en trouw
be”hart”igd moeten worden.

We geloven dat bouwen aan een betere samenleving
een zinnige zaak is,
de mens waardig.
daarbij gaat onze speciale aandacht uit
naar hen die het minst delen in de welvaart,
die het meest bedreigd worden in hun welzijn.

We menen dat iedere mens
geroepen is tot vrijheid,
tot mondigheid en zelfontplooiing,
ook al kan hij niet steunen op macht.
Dit betekent dat we strijdbaar willen zijn.
Gerechtigheid is de strijd waard!

Mat

loader