Nao de Hòmmis

Tot ver in de jaren ’60 was de Hoogmis op zondagmorgen vaak tot de laatste plaats bezet. Ná de Hoogmis was het in de omliggende cafés niet veel anders. Onder het genot van een glas bier of een borrel werden verhalen verteld, ervaringen uitgewisseld en het dorpsnieuws aan elkaar doorverteld. In ‘Nao de Hòmmis’ gaan we wekelijks opnieuw dat dorpsnieuws aan elkaar doorvertellen. Humoristisch, ernstig, zelf gezien of van horen zeggen.

Nao de Hòmmis van 1 mei

Bij uitzondering volgen we deze keer maar één gesprek ‘nao de Hòmmis. Direct aan tafeltje 1 ontstaat een discussie die al vrij snel over ons – die mèn dus van nao de Hòmmis – gaat. En om Jan, Giel, Lei en Sjef eens lekker te pakken te nemen, volgen we het hele gesprek en drukken het hier in het geheel af. ‘De mèn’

Jan:    Het  weer was een aardige spelbreker op Koningsdag. Gelukkig hebben we in ons dorp een groot gemeenschapshuis en kon de boel verplaatst worden van buiten naar binnen. Jong en oud een  amuseerde zich opperbest.
Giel:   Als je afging op de televisiebeelden was dat in Zwolle ook het geval.
Lei:    En ze hadden een puik programma daar in het noorden. Eigentijds, mag je wel zeggen. En die kroonprinses Amalia hielp haar vader en moeder al als de beste met het schudden van al die handjes.
Sjef:   Ik vind wel dat die Zwollenaren niet moeten doen of asperges telen iets van hun is. Dat blijft echt iets van Brabant en Limburg. Die sterrenkok had met dit weer trouwens beter voor erwtensoep in plaats van aspergesoep kunnen kiezen.
Lei:    Het zal ook niet zijn dat jij niks  aan te merken hebt man. Geniet eens wat meer in plaats van je te ergeren aan van alles en nog wat.
Sjef:   Over één ding heb ik me rond Koningsdag in ieder geval niet geërgerd en dat was over het lintje dat twee Meijelnaren ten deel viel. Ton van Rijt als een van de drijvende krachten achter de ruilbeurs en bij de woningvereniging en Huub Grommen voor zijn inzet als ouderenadviseur bij de KBO en zijn enorme inzet voor de parochie. Er zijn er die om minder een lintje krijgen!
Jan:    Helemaal met je eens Sjef. Dit zijn mannen waar ons dorp wat aan heeft. Al zullen er hier in het café beslist zijn die op één activiteit van Huub toch wel wat aan te merken hebben.
Giel:   Daar geloof ik niks van. Kom dan maar op met dat verhaal.
Jan:    Ons Bertha meent zeker te weten dat  die Huub een van die ‘mèn van Nao de Hòmmis’ is. Hij heeft een paar weken geleden wel ontkent toen ze het hem op de man af vroeg, maar dat zegt natuurlijk niks.
Lei:    Maar dat jouw Bertha dat zeker meent te weten, zegt natuurlijk ook niks. Al zou het natuurlijk wel kunnen. Die Huub  schrijft ook regelmatig columns en andere verhalen op die weblog. Dus wie weet of die Bertha van jou heeft het toch bij het rechte eind..
Giel:   Ja maar die Huub is toch eigenlijk nooit zo’n caféman geweest, ook niet nao de Hòmmis. Dat was met die andere columnist, die Mat wel anders. Voordat die naar Zuid Limburg verhuisde voor zijn werk, lustte die er volgens mij wel pap van!
Sjef:   Bierpap zul je bedoelen.
Lei:    Maar met al die flauwe kul komen we geen stap verder. We komen zo nooit aan de weet welke figuren er achter die mèn schuil gaan. En eerlijk gezegd wil ik het nu onderhand wel weten. Volgens mij is de enige die ons uit de droom kan helpen, onze kapelaan. Die weet er geheid meer van, al is het natuurlijk de vraag of hij iets loslaat.
Jan:    We kunnen hem nu toch bellen of hij met ons een oranjebitter komt drinken op het lintje van Huub. En na een paar stevige borrels kunnen we  die Roger best wat uitmelken.
Sjef:   Dat gaat niet lukken jongens. Die Roger rookt niet en hij drinkt geen druppel. Dat is in niks een pastoor van vroeger met een dikke sigaar in de mond en een goed glas wijn op tafel. Kortom dat is bij voorbaat een kansloze operatie. Die extra borrel kunnen we ons beter zelf op de lamp schudden.
Lei:    En die andere columnist die ze vroeger hadden kunnen we het ook niet meer vragen. Daar hadden we anders best kans bij gehad. Henk had een engelengeduld om zaken uit te pluizen en lustte bovendien een borreltje. Maar helaas.
Giel:   Als ik het goed begrijp wordt het dus wachten tot iemand van ons doodgaat, die het dan daar boven aan Henk kan vragen.
Jan:    Schieten we ook niks mee op. Er is geen telefoonverbinding van daarboven met hieronder.
Sjef:   Maar nou heb ik het jongens. Degene die alles rond, over en in de kerk weet is An van Jo. Ik ga die An deze week eens heel lief aankijken en dan horen jullie zondag wel meer.
Jan:    Dat lief aankijken van An kun je beter aan mij overlaten Lei. Als Mien van jou daar achter komt heb je er nog een probleem bij, in plaats van er een opgelost. Ik ben vrijgezel; mij kan niks gebeuren.
Lei:    Maar jij hebt helemaal geen ervaring met iemand lief aankijken. Dat wordt bij voorbaat niks. Ik stel voor dat we nog een borrel nemen en er dan een slag om toepen wie ‘ons Annie’ gaat verleiden …

loader