‘Vanuit de zijbeuk’

week 14-2022: (door Mat)

‘Vanuit de zijbeuk’ is de vaste column op de zaterdag, die afwisselend wordt ingevuld door kapelaan Roger en Mat. Ze geven zo hun eigen kijk op persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen in ons dorp, binnen de kerk of in ‘de grote wereld’. De ene keer ernstig, dan puntig en uitdagend en een volgende keer met een grote knipoog.

Fijne herinneringen

Onze E-bikes hebben hun onderhoudsbeurt gehad en de eerste tochtjes zijn gemaakt. Een beetje opbouwend van 20 naar 30 en 40 kilometer en nu zijn we weer klaar voor het ‘grotere werk’: tochten tussen de 50 en 65 km. En natuurlijk zijn er dan weer de pauzes op een bankje aan ‘n bosrand of op een gezellig terras. En als regel is het dan een bank of terras, waar we de voorbije jaren al vaker de benen gestrekt hebben. Op de een of andere manier is en blijft de mens toch een ‘gewoontedier’. Terwijl ik dit intik, moet ik denken aan de vele zondagse wandelingen, die we – samen met onze vrienden Jeu en Ria – in onze Zuid-Limburgse periode maakten. Ook daarin zaten vele vaste patronen.
Eerst om 11.00 uur naar de kerk, waar Ria en Jacqueline samen zongen in het van Arskoor. Naar huis, omkleden, een boterhammetje eten en dan samen naar het vertrekpunt van onze route rijden. Over welke route – ergens in het Heuvelland – hadden we de zondag daarvoor al beslist. We liepen – het jaar rond – altijd zgn. paaltjesroutes van tussen de 12 en max. 18 km. Het moest tenslotte leuk blijven en er stond immers nog meer op het programma: afsluiten met een hapje en een drankje bij een van de etablissementen in het Heuvelland. Keuze in overvloed, maar na enkele jaren deden we nog maar zelden een nieuw café aan. In elk gedeelte van het Heuvelland hadden we onze favorieten, die we zo onze eigen naam gegeven hadden. Een paar voorbeelden.
Op de mooie Markt in Gulpen was de kleine zaak van ‘de mam’ een van onze vaste pleisterplaatsen. De zaak werd gerund door een oudere weduwe, samen met haar zoon en schoondochter. Na een aantal jaren beperkte de rol van ‘de mam’ zich, tot genoeglijke onderonsjes met vaste klanten, waartoe we ons ook mochten rekenen. Je kon er genieten van lekkere zelfgemaakt kroketten of een heerlijk kaasplankje.
Iets hogerop aan de Geul – in Wylre – vlakbij de Brands brouwerij – vertoefden we graag ‘bie de maedjes’. Ook deze utspanning kende een weduwvrouw ‘aan het roer’ of beter gezegd ‘aan het fornuis’. Ze werd in ’t eetcafé geassisteerd door twee bevallige dochters, die het deden voorkomen of ze de lonkende blikken van de Wylderse jonkheid helemaal niet in de gaten hadden. ‘De maedjes’ serveerden rijkelijk gevulde ‘broodjes gezond’ en op de eerste zondag van de maand ‘een halve kip van ’t spit’ met frites en appelmoes. Het Brandsbier vloeide er rijkelijk; het leek wel of ze rechtstreeks op de brouwketel aan de overkant waren aangesloten…In Geulhem – dicht bij het punt waar de Geul uitmondt in ‘mooder Maas’ – kwamen we regelmatig ‘bie de jongens’ een mooie zaak met een lange historie, bestierd door twee nog jeugdige broers, waar in alle seizoenen hele hordes wandelaars over de vloer kwamen. In herfst en winter genoten we hier steevast van hun specialiteit: gebakken bloedworst met appel.
Terugkijkend naar toen en nu genietend in het heden, kan ik uit volle overtuiging zeggen, dat het in ons Limburgse land niet alleen ‘sjoen’ is, maar ook lekker. En dat moeten al die horecabedrijven, in deze bronsgroene provincie, vooral zo proberen te houden, als u het mij vraagt!

Mat

loader