‘Vanuit de zijbeuk’

week 36-2022: (door Mat)

‘Vanuit de zijbeuk’ is de vaste column op de zaterdag, die afwisselend wordt ingevuld door kapelaan Roger en Mat. Ze geven zo hun eigen kijk op persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen in ons dorp, binnen de kerk of in ‘de grote wereld’. De ene keer ernstig, dan puntig en uitdagend en een volgende keer met een grote knipoog.

Witte raaf onder zwarte kraaien

Een mooie zondagmiddag in juni. Jacqueline gaat met vrienden naar een uitvoering van de musical ‘Dagboek van een herdershond’ in Maastricht. Ik nestel me in m’n leesstoel met de biografie van de schrijver van dit dagboek: de priester-dichter Jacques Schreurs (1893-1966). .
De biografie geeft een mooie inkijk in het leven van Schreurs. Zijn priesteropleiding krijgt hij bij de Congregatie van de Missionarissen van het Heilig Hart in Tilburg. Zijn priesterleven speelt zich voor een belangrijk deel af in ‘het bronsgroen eikenhout’. Een leven, dat overigens minder mooi was, dan je Scheurs toegewenst zou hebben. Zo is het best pijnlijk te lezen dat in de kleine leefgemeenschappen van de MSC-orde voortdurend sprake was van roddel en achterklap. Ook Schreurs heeft hier nogal mee te maken gehad, aldus zijn biograaf Theo Schouw. Ook het feit, dat hij vanwege zijn schrijverschap deels was vrijgesteld van priesterlijke taken, viel bij collega’s niet altijd en overal in goede aarde. De leiding van de orde kon met dit laatste overigens best leven: het bracht behoorlijk wat geld in het laatje. Vele – vooral katholieke – literaire tijdschriften uit die tijd publiceerden maar wat graag verhalen en gedichten van hem en ook zijn dichtbundels verkochten best aardig. Ook verschenen diverse ‘grote’ toneelstukken van zijn hand. Zo schreef hij de oorspronkelijke teksten voor de Tegelse Passiespelen en het spektakelstuk rond de Heiligdomsvaart in Susteren. Deze laatste kent ook uitvoeringen in Tongeren, Hasselt en Aken. En dan is er natuurlijk ‘Kroniek ener parochie’, het boek dat ten grondslag lag aan de tv-serie ‘Dagboek van een Herdershond’, een van de meest succesvolle tv-series ooit op de Nederlandse televisie. Schreurs – zo zegt biograaf Schouw – schreef weinig over God, maar veel over het leven en de dood. Maar ook over de liefde en de eenzaamheid van het priesterleven. Het boek spreek – meestal nogal verhullend – over zijn worsteling met deze gevoelens. In sommige gedichten brengt Schreurs deze thema’s echter heel mooi samen: “Geen enkele tedere hand ook zal mij eenmaal de ogen sluiten. Geen mond met een laatste kus een verbond bezegelen dat er niet was; ik zal eenzaam uitgaan, eenzamer dan ik ben ingegaan.” Hij raakt voortdurend in verwarring van vrouwen, die op zijn pad komen. Zo raakt hij volledig van streek van een leerlinge van de kunstacademie in Tilburg, die zijn gedichten graag wil illustreren. Hij vraagt subiet overplaatsing en wordt rector van een nonnenklooster in Ugchelen, waar hij binnen de kortste keren zeer populair wordt bij de nonnen. Zo populair, dat het ditmaal moeder overste is, die om overplaatsing vraagt. Menige man zou maar wat jaloers zijn op die populariteit van ‘pater Jacques’, maar dat terzijde. Ditmaal wordt het een overplaatsing naar de Sittardse wijk Overhoven, waar hij dertien jaar actief blijft. In zijn geschriften van die tijd valt hij zowel de mijnbaronnen als de geestelijken aan en komt hij op voor woonwagenbewoners en mijnwerkers. In feite – zo lees ik – moest hij hier socialistische ideeën aan katholieken verkopen en dat bleek geen makkelijke zaak. Hij raakt overwerkt, gaat in het moederhuis in Stein wonen en stort zich dan volledig op het schrijverschap.
In zijn tijd in Overhoven komt de jonge onderwijzeres Theresia Spanjaard in zijn leven. Zij blijft tot zijn dood in 1966 zijn secretaresse, chauffeuse, reisbegeleider en erfgename van zijn nalatenschap, zoals ze zelf zei. Deed ze zich daar zelf mee tekort of matigde ze zich teveel aan? De biograaf laat de vraag onbeantwoord. Schreurs’ gratiepleidooi voor de ter dood veroordeelde Anton Mussert en zijn oproep mildheid te betonen jegens collaborateurs zette na de oorlog veel kwaad bloed.
Een innige vriendschap onderhield Schreurs jarenlang met de in Thorn geboren pastoor Sjanke Crasborn en diens huisgenote Mia. JacquesSchreurs was hier altijd welkom en de wijn was eerder op tafel dan de gast in zijn stoel, zo  lees ik.
Op 31 januari 1966 sloot hij in het Sint Janshospitaal in Weert de ogen. De uitvaartdienst was in de kerk van Overhoven. Een kerk, die Schreurs als kapelaan met zijn lezingen en zangkoor De Wielewalen voor een groot deel bij elkaar had gebedeld.
Jacques Schreurs – de witte raaf onder zwarte kraaien – heeft zowel in zijn eigen orde als in de literaire wereld weinig erkenning gevonden. Geen enkele onderscheiding werd deze witte raaf onder zwarte kraaien gegund. “Hij verdient alsnog een praalgraf in Stein, waar hij begraven ligt”, zegt biograaf Theo Schouw”. Waarvan akte !

Mat

loader