‘Vanuit de zijbeuk’

week 42-2022: (door Mat)

‘Vanuit de zijbeuk’ is de vaste column op de zaterdag, die afwisselend wordt ingevuld door kapelaan Roger en Mat. Ze geven zo hun eigen kijk op persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen in ons dorp, binnen de kerk of in ‘de grote wereld’. De ene keer ernstig, dan puntig en uitdagend en een volgende keer met een grote knipoog.

Mus, mees en Mietje

Enkele weken geleden hebben we onze ‘vogel-voedselbank’ weer opengesteld. Mus, koolmees en meer van dat kleine grut komen hier nu dagelijks weer een gratis maaltijd gebruiken. Het grotere spul – merel, duif en ekster – heeft geen toegang meer. Ze hielden zich verleden jaar na de opening meer bezig met het verjagen van de kleintjes dan wat anders. Van eerlijk delen was zo totaal geen sprake. Jacqueline en ik kozen voor een rigoureuze herverdeling van ons voedselaanbod. De oplossing? We hebben de stokjes voor het ‘voedseldepot’ ingekort. Voor mus en koolmees zijn ze nog lang genoeg. Ekster en consorten, vallen er van af. Eigen schuld, dikke bult!
Aan de opening van onze voedselbank ging dit jaar een klein ceremonieel vooraf. Ik plaatste twee kaasprikkers met zo’n Nederlands vlaggetje boven op het depot. Voor alle duidelijkheid: de kleur rood boven en blauw onder. Het ceremonieel werd blijkbaar gevolgd door enkele mussen. Binnen de kortste keren meldden zich de eerste klanten. Blijkbaar hadden die eerste mussen gelijk de ‘vogelklok’ in die dichte, brede heg aan de overkant geluid en was zo dus iedereen,  die op de Hagelkruisweg rondvliegt op de hoogte, dat depot 2A4 geopend was. De genoemde heg van de overburen is zomer en winter druk bevolkt en onze voedselbank is lekker dichtbij. Er gaat bij ons in het ‘voerseizoen’ dan ook aardig wat olienootjes, zaadjes en vogelpindakaas over de toonbank. En zover wij weten zijn op de drukke ‘aanvliegroute’ nog geen ongelukken gebeurd. Voetgangers, fietsers en auto’s worden telkens handig ontweken. Blijkbaar zijn de vliegopleidingen in ‘Vogelland’ van hoge kwaliteit. Uitzonderingen bevestigen echter de regel.
Een kanariepiet die ergens aan zijn kleine behuizing was ontsnapt, verging het verleden jaar op die aanvliegroute slechter. Hij knalde tegen onze slaapkamerraam en viel ‘als dood’ op de terrastafel. Ik ging voorbereidingen treffen voor een passende begrafenis, terwijl Jacqueline ‘Pietje’ trachtte te overreden het leven nog niet op te geven. Toen ik gewapend met de schop terugkeerde op de plek des onheils, was het wondertje al geschied. ‘Pietje’ bewoog weer lichtjes. Wat was wijsheid in dit geval? Ik besloot hem over te brengen naar de volière van mijn zwager. Overleefde hij dit ongeluk, dan bood die volière een riante opvangplek met diverse vriendjes in een vergelijkbaar pak. Bij aankomst hoorde ik al gelijk stevig geluid in de ‘vervoersdoos’. Mijn zwager pakte ‘Piet’ met en handige beweging uit de doos, controleerde het geslacht en liet haar los in de volière, waar ze direct plaatsnam op de hoogste zitstok. Vanaf deze plek monsterde ze haar nieuwe medebewoners  met kennersogen. Als u het mij vraagt, was het een tamelijk hooghartige houding. Iets, dat ik niet verwachtte van iemand, die zonet nog ‘op sterven na dood’ was. U heeft misschien gemerkt dat ik ‘Pietje’ intussen een ‘haar’ ben gaan noemen. Dat had mijn zwager – bij het uit de doos nemen –  met zijn kennersoog vastgesteld. ‘Pietje’ is ‘Mietje’ geworden. Niet vanwege zijn gedrag, maar gewoon omdat de naam Mietje mooi past bij Pietje. Bovendien was vroeger in ons dorp Mietje best een regelmatig voorkomende naam. En dat Mietje geen ‘mietje’ was bewees ze dit voorjaar. Ze kreeg maar liefst vier nakomelingen, eerlijk over de ‘geslachten’ verdeeld: tweemaal een hij, tweemaal een zij. Wat me tegenvalt van Mietje? Als ik op dinsdagmorgen bij mijn zus koffie ga drinken, bespeur ik geen enkel teken van dankbaarheid bij Mietje. Als ‘redder’ had ik me dat toch een ietsje anders voorgesteld. Al was het maar een klein knikje van herkenning.

Mat

loader